Langs de Columbian trail kraakten de bomen vanmorgen en weggedoken onder mijn muts en in mijn dikke fleecejack herinner ik me hoe godvergeten koud ik het altijd had, als we gingen schaatsen in de polder of op de tankval. Je vingers vroren van je handen, als je alweer je schaatsen beter moest vastbinden. Ik kan de gekleurde veters van de houten doorlopers nog voelen: stijf, nat en koud, vol klontjes ijs. En mijn tenen! Eerst voelde ik ze niet meer, daarna kwam de pijn en dan tot slot als een soort beloning de prettigere tintelingen!
En niks geen fleece of Goretex: kranten en vuilniszakken onder je trui! (Haha, nou voel ik me écht vijftig+!).
Gek: dat de temperatuur onder nul daalt heeft hier een heel ander effect dan in Nederland. Alles en iedereen leeft gewoon door, alsof er niets aan de hand is. Beetje klagen over de kou, da’ts al! (Misschien zouden ze eens moeten gaan werken met graden Celsius in plaats van Fahrenheit: -7 klinkt toch heel wat spannender dan 19.4)
In Nederland slaat er dan altijd een collectieve opwinding door ons heen: het vriest!!!
Hoelang, hoe hard? Is het ijs al dik genoeg? Mam, waar zijn mijn schaatsen? En dat gevoel is diep verankerd in onze cultuur. Die opwinding blijft, zelfs hier, zelfs nu ik eigenlijk nooit meer schaats…
IS ER AL NIEUWS UIT FRIESLAND ???
Een koud kusje,
m